Dennehove
Badhuisweg 141 - 163
Het gebouw
Flatgebouw Dennehove, gebouwd in de jaren 1938-1939 door de architect Jan Wils, oogt op het eerste gezicht niet zo bijzonder; toch is het sedert 1992 een Rijksmonument. Reden genoeg dus om er wat langer bij stil te staan.
Het appartementengebouw, bedoeld voor welgestelde 1- en 2- persoonshuishoudens, is mooi gelegen vlakbij de Nieuwe Scheveningse Bosjes en aan de voet van een ook indertijd al rijk begroeid duin. Een van de gemeentelijke voorwaarden was dan ook dat dit duin onaangetast bleef. Het terrein mocht niet geëgaliseerd worden, zodat tussen de voor- en achterzijde een hoogteverschil van 2,5 meter moest worden opgevangen. Dat gebeurde door aan de lage voorkant een kleine portierswoning, enkele garages, berghokken en ruimtes voor de technische installaties te bouwen. Daarboven bevonden zich de 16 2- en 3-kamerflats, verdeeld over 4 woonlagen en op de vijfde étage werd een lange rij dienstbodekamers gebouwd.
Oorspronkelijk wilde Wils van Dennehove een zgn. 'woonhotel' maken, een woonvorm die toen bij de gegoede klasse zeer geliefd was. Zo’n woonhotel bood een comfortabel alternatief voor de woningnood en de dienstbodeschaarste van de twintiger en dertiger jaren. Het waren ruime en luxueuze appartementengebouwen, voorzien van allerlei gemeenschappelijke voorzieningen als een eetzaal/centrale keuken (met etensliften naar de afzonderlijke flats), een bibliotheek, wasserij, logeerkamers of een huismeester die boodschappen en pakjes aannam en allerlei klusjes in huis verrichtte.
Er zijn er in den Haag ca. 35 gebouwd, maar eind jaren ‘30 was de markt toch min of meer verzadigd en Dennehove mist dan ook de allure van echte woonhotels als 'Boschzicht', 'Duinwijck' of 'Nirwana'. Slechts de portierswoning, de gemeenschappelijke verwarming- en watervoorzieningen en de op de bovenste etage ingerichte (en in de jaren ’70 weer afgebroken) dienstbodekamers herinneren er nog aan, evenals de grote aandacht die besteed is aan de privacy van de bewoners door te zorgen voor een goede geluidsisolatie. Hiertoe werd tussen de houten vloerlagen een dikke laag zand aangebracht.
Als architect is Wils gevormd op het bureau van H. P. Berlage, waar hij enkele jaren als tekenaar werkte. In 1916 vestigt hij zich echter zelfstandig en niet lang daarna sluit hij zich aan bij 'De Stijl', een kunstenaarsgroep van schilders (Theo van Doesburg, P. Mondriaan) en architecten (Gerrit Rietveld, J.J.P.Oud),die harmonie door pure abstractie nastreefden. In de architectuur leidt dit tot een sobere vormgeving van rechte lijnen en rechte hoeken in eerlijke materialen als baksteen, staal en beton, vaak uitgevoerd in primaire kleuren. Enkele jaren later al verlaat Wils 'De Stijl', omdat hij onder invloed raakt van het 'functionalisme', ook wel 'Nieuwe Zakelijkheid' of 'Nieuwe Bouwen' genoemd, een stroming die zich door de sterke groei van de bevolking in die jaren gaat richten op collectieve woningbouw, terwijl men tevens het woongenot wil verhogen door een zo functioneel mogelijke indeling van de ruimte en het toelaten van veel licht en lucht.
Wils wordt zelfs beschouwd als een der pioniers van dit 'Nieuwe Bouwen', hoewel in zijn werk in de dertiger jaren ook weer krullen en versieringen zijn te vinden die wijzen op het zgn. 'traditionalisme', waar zelfs moderne architecten niet ongevoelig voor bleken te zijn.
Dennehove' is geen zuiver voorbeeld van een van deze bouwstijlen. Het asymmetrische evenwicht in de gevelopbouw en de gele baksteen vertonen stilistische verwantschap met 'De Stijl'. Karakteristiek zijn ook de vrij brede, diepliggende voegen van het metselwerk, die de gevel een enigszins korrelig aanzien geven. Maar vooral de raampartijen zijn bijzonder; mede door de wisselende breedte van de sponningen van ramen en deuren bestaan ze uit 30 verschillende bouwdelen, die samen echter zulk een harmonisch beeld te zien geven, dat je goed moet kijken om het te zien. Deze ramen worden wel eens vergeleken met de schilderijen van Mondriaan uit deze zelfde periode Ook hij schilderde toen vierkanten en rechthoeken, samengesteld uit een grote variëteit van dunnere en dikkere lijnen, die de argeloze kijker niet meteen opmerkt.
Sinds 1992 is Dennehove een Rijksmonument. De gevel is dan ook beschermd en de tochtige stalen ramen die snel wegroesten mogen slechts met toestemming van Monumentenzorg vervangen worden door een dubbele beglazing. Deze stelt echter de eis, dat de huidige variatie in de breedte van de sponningen behouden blijft.
Helaas heeft men in de zeventiger jaren niet kunnen voorkomen, dat de oude dienstbodekamers vervangen werden door twee penthouses, die met weinig respect voor het gebouw zijn opgetrokken. Zowel de vormgeving als de keuze van de steensoort detoneren met de rest van het gebouw.
Toch is Dennehove nog steeds een mooi flatgebouw met een overwegend sober, functioneel karakter; alleen het ruime entreeportaal met zijn luxueuze marmeren vloer en wanden en de twee fraaie houten trappenhuizen zijn daarmee in tegenspraak en ook de gebogen en decoratieve vormen die overal zijn toegepast verlenen het gebouw een haast ouderwetse sierlijkheid.
Eigenaren en bewoners
Dennehove heeft ook in dit opzicht een verrassende geschiedenis, die begint op 19 december 1899 met de verkoop van een stuk duingrond van 2220 m2 aan N.J. Beversen en J. van Heurn, civiel ingenieurs. Op dezelfde dag nog verkopen zij het terrein door aan Mr. Willem Dolk, die er een ruime villa op wil zetten voor zijn gezin. Het huis, 'Villa Dolfijn' geheten, komt in 1904 gereed en de familie Dolk bewoont het waarschijnlijk tot ca. 1920. In dat jaar komt het in ieder geval in andere handen terecht en in 1924 wisselt het huis nogmaals van eigenaar als de 'Vereniging Rusthuis' te ’s-Gravenhage de eigendom verkrijgt en er een rusthuis in vestigt.
Maar in 1937 laat de n.v. 'Bouw- en Handelsmaatschappij Berkenijs' te 's–Gravenhage een welgevallig oog op het zeer aantrekkelijk gelegen pand vallen als zij op zoek is naar een mooie locatie voor de bouw van een luxueus appartementengebouw. De koop wordt in 1938 gesloten en nog in datzelfde jaar sloopt men de villa en begint met de bouw van het door de destijds bekende architect Jan Wils ontworpen flatgebouw.
De inmiddels opgerichte n.v. 'Flatmaatschappij Dennenhove' koopt de in aanbouw zijnde flat in 1939. Deze naamloze vennootschap had 5 aandeelhouders ( B.J.Roels, W.Royaards, J.P.J.Camfferman, G.C.Ankerman en mej. Pompe), die ieder voor 1/ 5 deel eigenaar werden van het gebouw. In 1942 wordt de n.v. omgezet in een commanditaire vennootschap met dezelfde eigenaren als beherende vennoten, met dien verstande dat het aandeel van de inmiddels gehuwde mevrouw Morra-Pompe, die zich op dat moment met haar man in het toenmalige Nederlands Oost-Indië bevond niet vermeld wordt in de acte uit angst dat de bezettende overheid het als vijandelijk vermogen zal confisqueren. Afgesproken wordt dat B.J. Roels deze aandelen zal laten registreren als behorende tot zijn eigen vermogen. Op papier wordt hij dus voor 2/5 in plaats van voor 1/5 deel eigenaar. Na de oorlog zal een en ander rechtgetrokken worden en zo is dat ook gebeurd. Bij acte van 17-12-1948 draagt Roels het haar toekomende deel van de gezamenlijke eigendom weer over aan mevrouw Morra-Pompe.
Al direct na het gereedkomen van de flat in 1939 sluiten de eigenaren een huurovereenkomst met de Staat der Nederlanden, die de appartementen onderverhuurt aan 1- of 2 persoonshuishoudens, vaak met een dienstbode, maar deze eerste bewoners hebben er niet lang plezier van gehad.
Bij de massale evacuatie van grote delen van Scheveningen in 1942 en 1943 door de Duitse bezetter werden ook zij gedwongen elders onderdak te zoeken. De meesten vertrokken op 21 mei 1943 en toen eind mei het hele gebouw leeg stond, werd het direct ingenomen door de staf van de vestingcommandant SS Oberführer E. Tzschoppe, die in het vlakbij gelegen bunkercomplex aan de rand van de Nieuwe Scheveningse Bosjes zijn hoofdkwartier had. Vele van de omliggende villa’s en huizen werden eveneens gevorderd ten behoeve van deze ‘Verteidigungsstab', die van daaruit het dagelijkse werk verrichtte. De bunkers dienden vooral voor alarmsituaties.
Na het vertrek van de Duitsers in 1945 herleeft de oude huurovereenkomst met de Staat der Nederlanden. De Rijksgebouwendienst stelt de flat nu ter beschikking aan de Koninklijke Marine, die na haar oorlogsverblijf in Londen dringend verlegen zit om huisvesting. Maar dan blijkt al gauw dat de Duitsers een gehavend gebouw hebben achtergelaten. De linker lift is bijvoorbeeld geheel onbruikbaar omdat de elektromotor eruit gesloopt is en de kosten van herstel zijn aanzienlijk. De eigenaren beschouwen het als oorlogsschade, maar komen niet in aanmerking voor een vergoeding uit de zeer beperkte daarvoor beschikbare middelen. Er volgen jarenlange onderhandelingen tussen de eigenaren en het Rijk (als gebruiker van de flat) over deze kosten, een probleem waar pas in 1966 een – ogenschijnlijk nogal voor de hand liggende – oplossing voor wordt gevonden: het Ministerie van Marine zal 50 % van de kosten betalen (tot een maximum van f. 10.000,-); de eigenaren nemen de andere 50 % voor hun rekening.
En zo kan dan op 24-6-1966 eindelijk opdracht worden gegeven aan liften- en machinefabriek J.C. van Straaten te 's- Gravenhage om de herstelwerkzaamheden uit te voeren. De kosten worden begroot op f. 15.900,- en het werk zal 7 – 9 maanden gaan duren.
Terug naar 1945, als Dennehove wordt opgeknapt en ingericht tot Marine Hoofdkwartier, waar het van september 1945 tot mei 1947 gevestigd zal zijn. Ook de Marine Radiodienst en de onderafdeling Bewapening vinden er onderdak, terwijl de oude conciërgewoning op de begane grond wordt omgebouwd tot telefooncentrale.
In september 1950 vertrekt de radiodienst naar elders en maakt men de vrijgekomen ruimte op de vierde en vijfde verdieping van het gebouw door het aanbrengen van speciale beveiliging geschikt voor de zeer geheime werkzaamheden van de Marine Codedienst.
De overige appartementen zijn bestemd voor de huisvesting van gezinnen van hoge marineofficieren die de flats in onderhuur krijgen. Zo heeft de chef Marinestaf schout-bij-nacht Jhr. E.J. van Holthe enige tijd in flat nr. 153 gewoond, waarna vice- admiraal L. Brouwer hem daar opvolgde. A.N. baron de Vos van Steenwijk, commandant van Hr. Ms. 'De Zeven Provinciën' kreeg nr. 145 toegewezen en de schouten-bij-nacht H. Schaper, J.B.Berck en C.P.van den Berg respectievelijk de nrs.157,147 en 163 (Hierbij dient bedacht te worden dat de nummering van de flats sindsdien ingrijpend gewijzigd is).
Al met al zal het geen verwondering wekken dat Dennehove in de buurt bekend stond als de 'Marineflat'.
Pas in 1976 komt er een eind aan de huurovereenkomst van de eigenaren met de Staat der Nederlanden. Bepaald wordt dat de flat op 1 oktober 1976 leeg zal worden opgeleverd; de Marine en alle onderhuurders moeten op die datum het pand verlaten hebben en het gebouw dient bovendien teruggebracht te zijn in de staat waarin het in 1939 verkeerde.
Een jaar later wordt W.P. Balkema de nieuwe eigenaar van 'Dennehove'. Deze wil de flats niet langer verhuren. Hij vervangt de dienstbodekamers op de bovenste verdieping door twee zeer ruime penthouses en nadat het gebouw bij splitsingsakte van 22-7-1977 in afzonderlijke appartementsrechten is gesplitst, verkoopt hij de appartementen aan particuliere eigenaren.