KLM-kwartier
Inhoud: Peter de Leeuw
Het KLM-kwartier is de gelegenheidsnaam van het terrein rond de Sprank, waarvan de geschiedenis terug gaat tot het graven van het Kanaal. Hier woonde de opzichter van de Duinwaterleiding en werd geoefend door de Artillerie. Maar bovenal is het terrein bekend van het Hoofdkantoor van de KLM en de kantoren van diverse ministeries.
Pagina-index
Dienstwoning duinwaterleiding
Beeld en buizen
Bij de hoofdingang van het voormalige KLM-gebouw is een rond perk met lavendel en een, niet zo verschrikkelijk geslaagd, beeld van een schaars geklede dame te vinden. Het beeld is van Leen Blom en werd rond 1940 door buurtgenoten uit de omgeving van de Wittebrug aan het gemeentebestuur aangeboden.
Of het perk er toen al was, is niet echt duidelijk. De bakstenen ommuring doet veronderstellen dat het perk onderdeel uitmaakte van de tuinaanleg van de na-oorlogse uitbreiding van het KLM-gebouw. Op foto’s van de plek die dateren van kort na de Tweede wereldoorlog zijn perk en beeld niet zo 1-2-3 te ontdekken.
Zeker is dat zich ter hoogte van dat perk de woning van de opzichter van de Haagse duinwaterleiding en een buizen-depot bevonden. Die Duinwaterleiding werd in 1874 opgericht om de kwaliteit van het Haagse drinkwater te verbeteren. Ondanks de aanleg van gesloten riolering was die kwaliteit nog verre van goed. Na de aanleg van de duinwaterleiding daalden de sterftecijfers in ieder geval spectaculair. In de periode 1874-1879 stierven er jaarlijks gemiddeld 25 op de 1000 inwoners. In de periode 1919-1924 waren dat er nog slechts 10 op de 1000.
De foto hieronder, uit 1936, laat links de dienstwoning zien; rechts barakken van het artillerieterrein. In het midden de brug over de Sprank (een sprank of sprang is een secundaire waterloop). Deze sprank werd al gegraven omstreeks 1830, kort nadat het Kanaal in het vizier kwam. Evenals de iets latere spranks, ter hoogte van het Westbroekpark, werd ook deze sprank ingezet voor de zandwinning maar terwijl de Westbroekparkspranks na beëindiging van de zandwinning werden gedempt kreeg de sprank naar Klein Zwitserland een functie in de ontwikkeling van cultuurgrond: aanvoer van meststoffen, afvoer van producten.
Wanneer de woning precies werd gebouwd is niet duidelijk; toen de eerste boogbrug in 1890 op de foto ging was de dienstwoning al in volle glorie aanwezig. En wanneer is de dienstwoning gesloopt? Op foto’s van kort na de Tweede Wereldoorlog is het gebouw niet meer te zien; vermoedelijk werd het al, net als de Witte Brug en de Kanaalvilla, gesloopt op last van de Duitse bezetter bij de inrichting van het Sperrgebiet (ca. 1943).
Bronnen:De Ingenieur, 1924Dunea geschiedenisTerug naar pagina-index
Het Artillerieterrein
Paarden voor schutters
De duinen waren een prima plek om te jagen en de schietkunst te oefenen. In 1880 kwam daar nog een andere activiteit met vuurwapens bij. De gemeente Den Haag gaf toen toestemming om op het terrein waar de meest oostelijke vleugel van het gebouw staat, buskruitproeven te doen en artillerie-oefeningen te houden.
Willem Tholen schilderde het terrein waarop hij vanuit zijn Kanaalvilla ruim zicht had.
Links is de Witte Brug te zien. Daarachter staat de woning van de opzichter van de Duinwaterleiding –ongeveer ter hoogte van het huidige parkje met beeld– en in het midden is de ingang van de sprank te zien. De lage houten gebouwen zijn de barakken van het Artillerieterrein. Is de eenzame keet op de open vlakte de latrine of een buskruithuis? Het diende, hoe dan ook, blijkbaar voor activiteiten waartoe veilige afstand in acht genomen moest worden.
Van het omringende duingebied werd gebruikt gemaakt om te oefenen. In 1917 –ten tijde van de Eerste Wereldoorlog waarin Nederland neutraal kon blijven– beproefden de manschappen de praktijk van de loopgraven. Op de foto hieronder is uiterst links padvinder-huis Wigwam (dat in 1926 afbrandde) te zien en rechts daarvan de Zwitserse Villa.
Op de volgende foto uit 1935 zien we het 2e regiment veldartillerie in de weer tijdens richtoefeningen.
In 1938 kwam er een einde aan de virtuele oorlogsvoering. De militairen verhuisden vermoedelijk naar de nabije nieuwe Frederikkazerne. De barakken werden afgebroken.
Bij recente werkzaamheden rond het ministerie kwam onverwacht een souvenir van dit krijgshaftige verleden van het terrein aan het daglicht in de vorm van een pijpenkopje. Het is nu te bewonderen in de vitrine op de ministersgang.
De afbeeldingen op het kopje verwijzen naar de nederlaag die de Duitsers in 1870 bij Sedan aan de Fransen toebrachten. Aan de ene kant zien we een mitrailleur (Gaitling gun) en aan de andere kant hoe Napoleon III zijn zwaard overgeeft aan de Pruisische koning Wilhelm I.
De landing van de KLM
Plek voor 'een rustigen arbeid'
Het vertrek van de artillerie van het terrein langs de Koninginnegracht kwam de KLM goed van pas. De in 1919 opgerichte luchtvaartmaatschappij had de wind in de rug. Het aantal Europese bestemmingen groeide. In 1924 opende het bedrijf zelfs een dienst op Nederlands-Indië. Die reis duurde twee weken en kostte omgerekend 20.000 euro. Tien jaar later vloog men voor het eerst op Curacao.
Meer vluchten betekende ook meer kantoorpersoneel. Dat was begin jaren 30 van de vorige eeuw gehuisvest in een aantal panden in de Haagse binnenstad. In 1937 ontvouwde directeur Albert Plesman daarom het plan om alle diensten van de hoofddirectie in één nieuw gebouw onder te brengen.
Was Schiphol niet de logische plek om dat gebouw neer te zetten? Plesman vond van niet. Hij schreef: ‘de atmosfeer van een vliegterrein is niet bevorderlijk voor een rustigen arbeid, welke toch op een Hoofdkantoor zeer gewenscht is; maatschappijen, die vroeger hun Hoofdkantoor op de vliegterreinen hadden, zijn daarvan teruggekomen.’ Dat hij in Den Haag dichter bij zijn politieke netwerk zou zitten, speelde waarschijnlijk een minstens even grote rol bij de keuze voor de hofstad.
Begin 1938 verleende de minister van Waterstaat zijn toestemming aan de plannen van de KLM. In overleg met de gemeente Den Haag viel de keuze uiteindelijk op het voormalige artillerieterrein. In januari 1939 werd met de bouw begonnen.
Op 17 mei 1939 kon al de eerste steen worden gelegd. Albert Plesman hield een toespraak, er was een feesttent en de obligate coniferen ontbraken evenmin. Op de keet links is het prikkelende opschrift ‘HIER KOMT?’ nog net te zien.
De steen is terug te vinden bij de meest oostelijke (gesloten) ingang van de meest oostelijke vleugel. De inscriptie is alleen met laser-ogen nog te ontcijferen:
(P.A. Plesman = Pia Plesman, dochter van Albert)
Architect Dirk Roosenburg
A family affair
Albert Plesman heeft vermoedelijk niet lang nagedacht over de architect die het nieuwe hoofdkantoor van de KLM zou moeten ontwerpen: Dirk Roosenburg (1887-1962). De foto links is ontleend aan de biografie, geschreven door Dorine van Hoogstraten (ook te raadplegen als Google Book).
Plesman had met hem in Den Haag op school gezeten. Roosenburg had in Delft gestudeerd en voor Berlage gewerkt. In 1919 werkte hij, op uitnodiging van Plesman, mee aan de Eerste Luchtvaart Tentoonstelling Amsterdam (ELTA). Ook ontwierp hij het eerste logo van de KLM. Op de foto rechts poseert Plesman - met een Anthony Hopkins-achtige gezichtsuitdrukking - voor dat logo; de foto is ontleend aan het online geschiedenismagazine 'Historiek'.
Roosenburg was geen vreemde in de buurt. Aan de Parklaan, niet ver van het IenM-gebouw, staat een ander ontwerp van hem: Villa Windekind. Het huis werd in 1927-1928 gebouwd voor de commissaris van politie, Van ’t Sant. Het uit-stekende dak - het overstek - is een voorproefje van het latere KLM-gebouw of – sjiek gezegd – daarin herkent men de signatuur van bouwmeester.
De ons-kent-ons-cultuur die in die dagen nog sterker was dan in de tegenwoordige ‘transparante’ tijd, leidde tot inschakeling van twee familieleden van de architect.
Zoon Teun zou de versiering van terracotta-vogels boven de hoofdingang ontwerpen. En schoonzus Sophia Rosse-Luyt mocht de tuinaanleg rond het gebouw voor haar rekening nemen.
Zoon Dirk ging overigens voor de KLM werken, zoon Jan werd piloot en een van zijn dochters stewardess. De vriendschap met Plesman - op het fotootje hieronder samen te zien; Roosenburg met papier in de hand en rechts van hem Plesman met de handen in de zakken - zal daar niet vreemd aan zijn geweest.
Dochter Selinde Roosenburg leverde, voor zo ver bekend, geen bijdrage maar werd later wel moeder van de vermaarde hedendaagse architect Rem Koolhaas. Deze heeft zich nogal kritisch uitgelaten over de uit-stekende daken van zijn opa:
'Die rare gevouwen daklijn van de KLM geeft me een gevoel van beklemming. Net als bij Villa Windekind. Ik vind alle proporties net iets te verticaal. Hier (op de foto) ziet dat dak er speels uit, maar als je het in werkelijkheid bekijkt heeft het bijna een soort agressieve sfeer.'
De foto links is ontleend aan 'Haagse Arabesken nr. 123-3'
De eerste vleugel
'Een cijferfabriek en niets anders'
Roosenburg ontwierp een gebouw dat uit 4 vleugels bestond. De eerste vleugel – de meest oostelijke vleugel - zou aan de Raamweg verrijzen. Daarna zouden er, op de maat van de personeelsgroei, stap voor stap, de overige vleugels aan toe worden gevoegd. De eerste vleugel zou betrekkelijk sober worden uitgevoerd. Plesman wenste sowieso ‘een cijferfabriek en niets anders’. De kosten voor de minder rendabele onderdelen – met name de monumentale hoofdentree (de meest westelijke vleugel) – konden zo worden uitgesteld.
Het gebouw werd opgetrokken op een ‘doos’ van gewapend beton die rustte op de zandgrond. Daarop werd een stalen skelet gemonteerd. De buitenkolommen werden bekleed met gewapend beton en schokbeton, de wanden werden gemetseld. Het dak werd afgedekt met koper. Dat was duurder dan dakpannen maar volgens Roosenburg van een ‘onovertroffen duurzaamheid’.
Het ontwerp hield er rekening mee dat de organisatie voortdurend zou veranderen en groeien. Er kwamen verplaatsbare scheidingswanden, licht metalen raamwerken die met glazen of gesloten panelen ingevuld worden.
Naast de ‘kantoordoos’ stond een multifunctionele recreatieruimte - die in het ministerie De Koepel wordt genoemd – met een terras. Aan de achterzijde was voorzien in een dienstwoning voor een conciërge en zijn gezin.
Dorine van Hoogstraten, Dirk Roosenburg: 1887-1962. 2005 (ook via Google Books).Terug naar pagina-index
Mei 1940
Tusschen de bajonetten
‘Bidt en werkt voor de Vrede’, staat er op de schutting rond de bouwplaats van het nieuwe KLM-gebouw. De foto moet in het vroege voorjaar van 1940 genomen zijn.
Een paar maanden later wordt duidelijk dat het bidden en werken vergeefs is geweest: op 10 mei 1940 vallen Hitlers troepen Nederland binnen. Het gebouw aan de Raamweg krijgt een onvoorziene functie: het wordt detineringsdepot.
Al voor mei 1940 waren er door de Nederlandse overheid lijsten opgesteld van mensen die bij een inval gearresteerd zouden moeten worden omdat ze de vijand mogelijk hulp zouden verlenen. Op die lijsten stonden NSB-ers, Duitsers en Oostenrijkers en communisten. Van systematische arrestaties was echter al snel geen sprake. Angst, achterdocht en fantasie woekerden. Wie zich in de ogen van politie-agenten, militairen of buurtgenoten op de een of andere manier verdacht gedroeg, maakte kans om opgepakt te worden. Het aantal gearresteerden liep in de vele duizenden. Die moesten ergens worden ondergebracht. In Den Haag werden verschillende gebouwen daarvoor inderhaast ingericht. Een van die gebouwen was het KLM-gebouw.
Dat gebouw was daar eigenlijk nog niet klaar voor. De cementen vloeren waren nog vochtig, deuren ontbraken. De behandeling van de geïnterneerden was ook, op zijn zachtst gezegd, belabberd. Een van hen schreef over zijn verblijf:
‘In het KLM-gebouw werden wij tusschen de bajonetten ontvangen. Mitrailleurs waren of werden in stelling gebracht, geen militair vertoonde zich ongewapend op de zalen. De behandeling die we hier hebben moeten ondervinden is onbeschrijfelijk. Vele honderden opgesloten op één zaal, op één moment tusschen de 800 en 1000. Ramen dicht, alles op en neer loopend door het stroo. Slapen op te weinig stroo, dicht naast elkaar, zonder dek. Later kwamen er wat dekens. Middageten werd er gebracht zonder borden, zonder eetgerei. We moesten maar met onze handen eten of desnoods een stuk karton van den grond scheuren en daarmee eten. Enkelen bemachtigden een etensblik door enkele soldaten daartoe afgestaan.
Uren lang moest men in de rij staan om naar de privaten te gaan, 2 stuks voor al deze menschen, weggebracht tusschen soldaten met bajonet op geweer. Op een der nevenvertrekken werden een paar cementkuipen geplaatst welke gebruikt werden als pisoir, 4 man tegelijk rondom zo’n kuip… Later vonden we het een heele weelde in dit vertrek dat kletsnat was van de urine en stonk als een mestvaalt, een cigaret te mogen rooken. Sommigen moesten vlak naast dit vertrek hun nachtbivak optrekken, terwijl het stroo langzamerhand nat werd van de urine uit het andere vertrek.’
Op 14 mei 1940 capituleert Nederland. Als dat wordt aangekondigd, roepen sommige geïnterneerden ‘Leve de Koningin!’ en wordt het Wilhelmus gezongen. De geïnterneerde Duitsers, zo herinnert een NSB-kringleider zich, ‘waren zo onhandig om toen een ‘Leve Adolf Hitler!’ uit te brengen, wat ons op dat moment pijn deed.’
Alle geïnterneerden mochten daarna vertrekken.
Bronnen:L. de Jong, Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog (deel 3, Mei ’40)Bart Erik van der Boom, Den Haag in de Tweede Wereldoorlog. Den Haag, 1995NIOD-archiefTerug naar pagina-index
2 september 1940
Zoetzure openingsdag
Maandag 2 september 1940 moet voor Albert Plesman een zoet-zure dag zijn geweest. Zijn nieuwe hoofdkantoor werd officieel in gebruik genomen maar de KLM trok er niet in. De Duitse inval had de Nederlandse burgerluchtvaart een halt toe geroepen. Het KLM-personeel zou niet uitbreiden maar inkrimpen en kon dus blijven zitten waar het zat. Plesman had het nieuwe gebouw daarom aan de Rijksgebouwendienst te huur aangeboden. Dat was een logische manoeuvre. De Staat was immers grootaandeelhouder van de KLM en de overdracht was daarmee min of meer een vestzak-broekzak transactie.
Op 15 augustus 1940 trok het ministerie van Sociale Zaken in het pand en op 2 september werd het officieel in gebruik genomen.
Op de foto hierboven is de sobere plechtigheid te zien die in de recreatieruimte werd gehouden. Links, achter de microfoon staat Plesman. De man die rechts aan het tafeltje zit, met een papier in de hand, is de door Seyss-Inquart benoemde waarnemend secretaris-generaal van Sociale Zaken, Ir. R.A. Verwey. Zij staan op het punt in een tweetal toespraakjes de overdracht van het gebouw te formaliseren.
Plesman sloeg in zijn toespraak een optimistische, vaderlandslievende toon aan:
‘Ik spreek den wensch uit, dat de tijd moge komen dat de K.L.M. weer kan werken, dat de vliegtuigen van de K.L.M. Neêrlands vlag in de lucht hoog houden en dat zij zich over alle zeeën en continenten zullen vertoonen, dat de arbeid tot onze maatschappij moge terugkeeren en dat uit de asch van den eersten K.L.M.-phoenix een nieuwe vogel zal verrijzen, mooier en krachtiger dan degene, die door den gloed van oorlogsgeweld werd verschroeid.’
Verwey hoopte dat de KLM weer snel van zijn nieuwe gebouw gebruik zou kunnen maken. ’Intusschen zal er in dit gebouw voor worden gezorgd, dat gewerkt wordt aan de verrijking en verhooging van de volkswelvaart van het heele Nederlandsche volk.’
De vaderlandsliefde van Plesman was sterk geïnspireerd door het belang van zijn bedrijf dat afhankelijk was van rust op het wereldtoneel. Nog voor het uitbreken van de oorlog had hij in Berlijn met Goering en in Rome met Mussolini gesproken in een poging om de internationale spanningen te verminderen. En in juli 1940 meende Plesman zelfs kansen te zien om tussen Duitsland en Engeland te bemiddelen over een zelfbedacht vredesaccoord. Dat werd hem door niemand in dank afgenomen en hij raakte geïsoleerd; de Duitsers zetten hem vast in de Scheveningse gevangenis, het ‘Oranjehotel’, van begin mei 1941 tot half april 1942. Daarna, tot het einde van de oorlog, moest hij zich muisstil houden.
Terug naar pagina-index1941 - 1945
Doorgangshuis
Veel werk aan ‘de verrijking en verhooging van de volkswelvaart van het heele Nederlandsche volk’ heeft het departement van Sociale Zaken niet kunnen verrichten aan de Raamweg. In december 1942 was het er al weer vertrokken. Het gebouw werd gevorderd door het Rijk en midden 1943 door de Duitse bezetter. Die wilde het slopen omdat het zich in het ‘Sperrgebiet’ bevond. Dat was een gebied waar de Duitsers een mogelijk geallieerde invasie verwachtten. Om een goede verdedigingslinie te maken werden in het 'Sperrgebiet' huizen gesloopt, bomen gekapt, versperringen aangebracht en bunkers gebouwd. De kanaalvilla en de Witte brug werden gesloopt. Ook de Scheveningse pier werd om die reden in 1943 in brand gestoken.
De Rijksgebouwendienst begon direct met de onttakeling van het gebouw. Linoleum, scheidingswanden, gordijnen, radiatoren, verlichting en electrische bedrading werden verwijderd. Maar om onbekende redenen ging de sloop toch niet door.
Op de foto hieronder is op de achtergrond het gebouw te zien, op de voorgrond een deel van het kaal gemaakte 'Sperrgebiet'. De grote letters 'KLM' die bij de bouw in het dak waren verwerkt, waren inmiddels verwijderd.
Langs het water stonden overal betonnen versperringen, de zogenaamde ‘drakentanden’:
Bovenstaande foto is niet nauwkeurig gedateerd maar het vlagvertoon wijst op een feestelijke gebeurtenis. Het zou 1 april 1946 kunnen zijn: de dag dat KLM het gebouw weer in gebruik nam.
Na de oorlog werden de meeste betonnen versperringen verwijderd. Bij het voormalige Europol-gebouw is echter nog een stuk muur te zien (achter de struiken). En de fundering van de drakentanden tussen de Witte Brug en de Cremerbrug bevindt zich nog steeds vlak onder het maaiveld en is daar zelfs hergebruikt voor ondersteuning van het talud.
In juni 1944 wordt het gebouw toch weer gebruikt. Ditmaal om er Hongaarse eenheden van de Wehrmacht en de Grüne Polizei in te huisvesten.
Na de bevrijding, in mei en juni 1945, vonden Canadese troepen er onderdak.
Hieronder de, ook elders op deze website gebruikte foto, uit 1946 laat de kaalslag, de achtergebleven versperringen en de noodbrug, die de gesloopte Witte Brug verving, zien.
Nieuwe vleugels
De uitbouw van de oudbouw
Na enig gesteggel met de Rijksgebouwendienst kreeg de KLM in januari 1946 weer de beschikking over het gebouw. De herinrichting verliep vlot en op 1 april van dat jaar betrok de KLM eindelijk haar nieuwe hoofdkantoor. Datzelfde voorjaar zette de KLM al vaart achter plannen om het gebouw uit te breiden met drie nieuwe vleugels. De overheid sputterde echter tegen. Zo vond minister Ringers, van Openbare Werken en Wederopbouw, zo’n groot kantoorgebouw in een prachtig duingebied ‘affreus’. Het Bezuidenhout leek hem een betere plek. Bouwmaterialen waren in die Wederopbouw-tijd bovendien schaars. In juni 1946 kwam er echter definitief groen licht.
Op de foto uit 1946 die op de voorpagina van het Utrechts Nieuwsblad stond, bewonderen Albert Plesman en zijn vrouw Suze, in de huidige Koepel, de maquette van het nieuwe gebouw die door KLM-personeel is vervaardigd.
De bouw van de nieuwe vleugels had heel wat voeten in de aarde. Zo moest de tramlijn die achter het gebouw lag in noordelijke richting worden opgeschoven om ruimte te maken voor de huidige A-, B- en C-vleugels en de aanleg van een ondergrondse garage en fietsenstalling. Op de foto hieronder is de opgeschoven trambaan te zien en, in een boog rechtsonder de garage. Het gebouw dat in het verlengde van de B-vleugel staat, is een gymnastiekruimte. Bij de latere aanleg van de Saxofoon werd die gesloopt.
In december 1947 kon de eerste nieuwe vleugel – de huidige C-vleugel – al worden geopend. Plesman vond het blijkbaar leuk om kinderen bij bouwfestiviteiten te betrekken. Op de foto hieronder knipt jonkheer Jantje Sandberg braaf het lint door. Achter hem staat minister Lieftinck (met bril) en rechts van hem Albert en Suze Plesman.
De bouw van de A- en B-vleugel duurde twee jaar:
De nieuwe A- en B-vleugels werden op 24 mei 1949 geopend. Daarover meer in opening Nieuwbouw 1949.
Terug naar pagina-indexDe Plesmankamer
Van directiekamer tot zweethok
De huidige Kamer D 3.28 in het gebouw staat te boek als ‘De Plesmankamer’ en de ambtenaren die er werken, gaan er vaak prat op dat ze in het voormalige kantoor van de KLM-coryfee zitten. Toch verdient de kamer die eer niet helemaal. Albert Plesman zetelde er van 1946 tot 1949. Na de opening van de nieuwe vleugels verhuisde hij echter naar de ruimte in de B-vleugel waar zich nu de ministersgang bevindt. Daar werkte hij tot zijn dood in 1953. Alles bij elkaar heeft Plesman dus langer op die plek gezeten dan in de ‘Plesmankamer’.
De eerste kamer van Plesman, die zich boven de toenmalige hoofdingang bevond, is van buiten te herkennen aan de versiering met wereldbol en vogels:
Bij interne verhuizingen vochten directeuren van het ministerie later om de Plesmankamer met zijn sjieke originele houten betimmering. Voor die status moesten ze duur betalen: de kamer bleek ’s zomers te veranderen in een sauna.
In de inrichting van het kantoor van Plesman in de huidige B-vleugel keerden de wereldbol en de vogel terug:
KLM ArchiefTerug naar pagina-index
Opening nieuwbouw 1949
De laatste en de eerste steen
De opening van het eerste deel van het KLM-gebouw op 2 september 1940 was een zoet-zure en sobere aangelegenheid geweest. De opening van de nieuwe vleugels – op 24 mei 1949 - was daar duidelijk een revanche voor: er werd groot uitgepakt. De lijst van genodigden loog er niet om: diverse ministers, vertegenwoordigers van het provinciaal bestuur en van de gemeentebesturen van grote gemeenten, de Amerikaanse ambassadeur, vertegenwoordigers van buitenlandse luchtvaartmaatschappijen, en KLM-personeel dat langer dan 25 jaar in dienst was. Het Haags Politiemuziekkorps ‘Onderling Kunstgenot’ luisterde de plechtigheid op. En als klap op de vuurpijl gaf ook Prins Bernhard acte de présence.
Albert Plesman zei in zijn toespraak dat het gebouw ook wel eens ‘de cockpit van het bedrijf’ werd genoemd. Hij hoopte dat het een goede cockpit zou zijn. Na de toespraken bracht Prins Bernhard de 'laatste steen' aan.
Dat was een bijzondere steen. Hij was in de 17e eeuw van Nederland naar Nieuw Amsterdam – het huidige New York – gebracht. In 1933 schonk president Roosevelt het voorwerp aan het Museum of the City of New York. Dit museum schonk het op zijn beurt in 1946 weer aan prinses Juliana vanwege de opening van de luchtlijn Amsterdam-New York met het verzoek er een passende bestemming voor te vinden. Onder de steen werd – als boodschap voor het nageslacht – in brons een gedicht van J. Werkman aangebracht.
De steen bevond zich achter het grote statieportret van koning en koningin dat links naast de receptie bij de trap hangt. Recent onderzoek wees uit dat de KLM bij haar vertrek uit het pand zowel de steen als het gedicht heeft meegenomen.
Buiten, in het muurtje rechts bij de hoofdingang, bevindt zich 'de eerste steen' van de nieuwbouw. De steen werd op 5 mei 1946 gelegd 'door' de jonge kleinzoon van Albert Plesman, Leendert Plesman. Deze Leendert was vernoemd naar Jan Leendert Plesman, de zoon van Albert Plesman. Zoon Jan Plesman vluchtte in juni 1941 naar Engeland waar hij gevechtsvlieger werd. Hij werd op 1 september 1944 in Frankijk neergeschoten en kwam daarbij om het leven. Die gebeurtenis wordt herdacht in de eerste steen – naast de huidige hoofdingang – die in 1948 bij de start van de bouw van de meest westelijke vleugel (met de hoofdingang) werd gelegd.
Het is niet waarschijnlijk dat deze steen al in 1946 op de huidige plaats werd aangebracht omdat de werkzaamheden aan de A-vleugel toen nog niet waren gestart. De steen moet later pas overgebracht zijn naar de huidige locatie.
Het H.K.
Van alle gemakken voorzien
In het KLM-gebouw was plek voor 1800 mensen. De gedachte was dat ze voornamelijk met tram en fiets naar het werk zouden komen. De KLM had geregeld dat er een aparte halte kwam van de tram die toen nog achter het gebouw langs reed. Ten noorden van het tramspoor was een grote fietsenstalling annex garage aangelegd. Via een tunneltje onder het spoor kon men naar het kantoor lopen en via een aparte personeelsingang naar binnen gaan. Die ingang bevond zich op de kruising van de huidige B- en C-vleugel. Bij de aanleg van de Saxofoon is die ingang verwijderd.
Op de plattegrond uit de jaren 60 van de vorige eeuw, uit het archief van het Rijksvastgoedbedrijf, zijn de stalling, de tunnel en de personeelsingang te zien. De trambaan was inmiddels gesloopt en volgde de loop van het zandpad dat er voor in de plaats kwam. De koffievlek is authentiek antiek.
De uitbouw van de huidige B-vleugel was het gymnastieklokaal. Er was een vaste gymnastiekleraar in dienst. Twee keer per week konden personeelsleden onder diensttijd gaan sporten. Ook het lokaal sneuvelde bij de aanleg van de Saxofoon.
Die fitness avant la lettre was niet de enige personeelsvoorziening. Er was een bedrijfsrestaurant –waarover meer in een ander hoofdstuk – een bibliotheek en enkele winkeltjes waaronder een kapper en een fotozaak. Wie geknipt en geschoren wilde worden, maakte een afspraak en werd gebeld als men aan de beurt was.
Hieronder de annonce van de fotozaak. H.K. staat voor Hoofdkantoor.
Er was verder een medische afdeling met röntgenkamer.
Op iedere verdieping in iedere vleugel van het gebouw zat een conciërge plus een loopjongen (ook wel bellboy genoemd), die kon worden gebeld bijvoorbeeld om een brief naar een andere afdeling te brengen. De foto uit 1948 hieronder laat de receptie bij de toenmalige hoofdingang (D -1 gang bij De Koepel) zien. Op de achtergrond een concierge en een bellboy. Wie de foto uitvergroot en inzoomt kan op het bordje links op de balie lezen: Beleefd verzoek. Sigaretteneindjes papier E.D. niet op de grond te werpen.
De bellboys werden blijkbaar ook voor andere klusjes ingezet. Op de foto hieronder uit 1951 worden ze piccolo’s genoemd en zijn ze stekelbaarsjes aan het vissen. De KLM onderzocht de mogelijkheid om levende vis te vervoeren. De stekelbaarsjes werden in plastic zakjes gestopt en als proefdieren gebruikt.
Naast de bellboys/ piccolo’s/ loopjongens waren er twee postbodes die eens per uur de post rondbrachten. Of ze ook beide op Woody Allen leken, is niet bekend.
Ook koffie en thee werden aanvankelijk rondgebracht. Later werden de dames vervangen door automaten.
In het gebouw waren drie dienstwoningen. Die zijn nog allemaal terug te vinden in het huidige gebouw. De woning die aan de D-vleugel bij de Koepel is vastgeplakt springt het meest in het oog. Die op de vijfde verdieping van de kruising van de B- en C-vleugel is alleen met kruip-door-sluip-door via de spoelkeuken van het bedrijfsrestaurant te bereiken. De derde bevond zich onder de B-vleugel naast de sprank. Er woonden de Chef huishoudelijke Dienst, de Chef Technische Dienst en de garagechef.
Terug naar pagina-index
Het bedrijfsrestaurant
‘Zo’n mooie personeelscantine had hij in Europa nog nergens ontdekt’
De huidige Koepel was bedoeld als ‘recreatieruimte’ annex bedrijfsrestaurant – inclusief terras – en fungeerde als zodanig totdat de nieuwe vleugels aan het KLM-gebouw waren toegevoegd. De ruimte bestond uit een enkele verdieping. Het entresol in de huidige Koepel werd aangelegd in de tijd dat het ministerie van Verkeer en Waterstaat het pand bewoonde.
Na het vertrek van het restaurant naar zijn locatie op de vierde verdieping van de huidige B-vleugel werd de Koepel eind jaren 50 van de vorige eeuw gebruikt als computerruimte. In de kelder onder de Koepel werden machines opgesteld die nodig waren voor de koeling van de computers.
Het personeelsblad van de KLM, de Wolkenridder, was laaiend enthousiast over het nieuwe bedrijfsrestaurant in de huidige B-vleugel. Het is een cafetaria-de-luxe. En toch zijn de consumptie-prijzen zo laag!
Op de foto bij het eerste artikel is een van de attracties te zien: het terras. Dat moest later, ten tijde van de bewoning door Verkeer en Waterstaat, wijken voor de huidige serie inpandige ‘treincoupé-zitjes’.
In 1959 werd het restaurant verfraaid met de futuristische wandschildering van Eppo Doeve. De schildering was een cadeau van Heineken Bier ter gelegenheid van het 40-jarig bestaan van de luchtvaartmaatschappij.
Doeve (hieronder) was in de Tweede Wereldoorlog stamgast van het Amsterdamse café De Vliegende Hollander waar veel KLM-plioten kwamen. Dat netwerk heeft hem mogelijk ook aan de opdracht voor de schildering geholpen.
De hanglampen in het restaurant weerspiegelen de planeten van de schildering, de spotjes de sterren en de openingen van de luchtverversing hebben de vorm van de uitlaten van raketmotoren.
Het restaurant werd ook gebruikt voor speciale evenementen. Op de foto hieronder is prinses Beatrix te zien als eregaste van een oriëntaalse avond die in 1964 werd georganiseerd door de ambassades van Japan, de Filippijnen, Thailand, India en Indonesië. Na afloop werden de medewerkenden aan zang en dans voorgesteld aan de prinses.
Plesman's dood
Een rouwkapel en een bewegend beeld
Albert Plesman was – om maar eens een Amerikaanse uitdrukking te gebruiken - een ‘karakter’. Voor zijn personeel was hij het onbetwiste boegbeeld van het bedrijf. ‘Op de centen’ – om een nieuw potlood te krijgen, moest eerst het oude stompje worden ingeleverd; de lage salarissen leidden tot de bijnaam Kleine Lonen Maatschappij – en tegelijkertijd royaal, getuige de goede voorzieningen op het hoofdkantoor. Tegen zijn personeel vloekte en tierde hij, ook als hij niet kwaad was. 'Lazer op', was zijn favoriete manier om een gesprek met een ondergeschikte te beëindigen.
Lang heeft Plesman niet kunnen genieten van zijn nieuwe hoofdkantoor. Op 31 december 1953 overleed hij, op 64-jarige leeftijd. Hij werd opgebaard in de ruimte bij de receptie aan de hoofdingang van het hoofdkantoor. De begrafenisstoet trok veel bekijks, niet in de laatste plaats omdat de nodige bekendheden de begrafenis bijwoonden.
Natuurlijk moest Plesman, de grote luchtvaartpionier, herdacht worden. Nog in 1954 werd een deel van de Raamweg en van de Badhuisweg omgedoopt in Plesmanweg.
En daar bleef het niet bij. In 1959 werd een standbeeld van Plesman onthuld. Het is van Mari Andriessen die ook, onder andere, het beeld van De Dokwerker in Amsterdam maakte.
Het beeld van Plesman kreeg aanvankelijk een fraaie plek, tegenover Madurodam waar zich nu de keerlus van de tram bevindt. Ook KLM Aerocarto was van de partij. Plesman keek dus in 1959 niet alleen naar de lucht maar had ook een ruim zicht op zijn hoofdkantoor. Echter, rond 1968 werd het beeld (vermoedelijk) bij de aanleg van het Hubertusviaduct 'weggemoffeld' naar de huidige verscholen plek aan de Hubertusweg naast het ministerie.
Bronnen: Nationaal ArchiefTerug naar pagina-index
Verkeer en Waterstaat
Departures and arrivals
Elf jaar na de afronding van de nieuwbouw was de KLM-directie al uitgekeken op Den Haag. De afstand tot Schiphol was toch wel groot en het steeds drukkere autoverkeer maakte de reis daarheen nog langer. Twee grote kantoren – een bij Schiphol en een in Den Haag – zorgden bovendien voor onnodige dubbele kosten. Het door Plesman aangevoerde hinderlijke lawaai bij het vliegveld en de positie dicht bij de open haard van de politiek legden geen gewicht meer in de schaal. In december 1960 vroeg de directie advies aan het Centraal Planbureau en in september 1963 werd de knoop doorgehakt. Het hoofdkantoor zou verhuizen naar Amstelveen.
Toen in 1967 met de nieuwbouw van dat hoofdkantoor werd begonnen, doemde de vraag op wat er met het pand aan de Plesmanweg moest gebeuren. Het antwoord liet niet lang op zich wachten. De Rijksgebouwendienst kocht het aan en het ministerie van Verkeer en Waterstaat (VenW) zou het betrekken.
Heel opmerkelijk is die transactie niet. Het merendeel van de aandelen van KLM was in handen van de Staat. Het bedrijf was daarmee in feite een ‘filiaal’ van de Rijksluchtvaartdienst van het ministerie van VenW. Hoewel er binnen het ministerie ook boze tongen waren die beweerden dat het juist omgekeerd was. Hoe het ook zij, de KLM werd in ieder geval niet armer van de verkoop. Begin 1968 werd het pand in opdracht van de Rijksgebouwendienst getaxeerd op 26 miljoen gulden. Uiteindelijk kocht de Rijksgebouwendienst het voor 30 miljoen. En dat was toevallig precies het bedrag waarop door de KLM de kosten voor de nieuwbouw in Amstelveen waren geschat.
Het ministerie betrok het gebouw in 1970.
De Saxofoon
Toen 'meer ambtenaren' nog heel gewoon was
Eind jaren tachtig van de vorige eeuw werd het gebouw uitgebreid met een grote nieuwe vleugel: de Saxofoon. Kees van der Hoeven was de ontwerper.
Van der Hoeven poogde de ambtenaren bij het ontwerp te betrekken:
"In de uitbreiding van het Ministerie van V&W heb ik gekozen voor een afwijkende ruimte-indeling. Ik moest mij natuurlijk houden aan de vaste stramienmaat van 1,80 meter over de lengte van het gebouw.
Om deze kantoorcellen niettemin een grotere mate van flexibiliteit te geven, heb ik om de twee celkantoren een inpandig kamertje gemaakt dat gebruikt kan worden voor concentratiewerk, telefoongesprekken en dergelijke. Voordat het ontwerp werd gerealiseerd hebben we een dergelijke kantoorcel schaal 1 op 1 nagebouwd en op het Ministerie geplaatst, zodat de ambtenaren het concept met eigen ogen konden zien. Op deze wijze heb ik de gebruikers betrokken bij het ontwerp. Dat dit in goede aarde viel, blijkt onder meer uit het feit dat het pand - vanwege de vorm - al snel de bijnaam 'de Saxofoon' kreeg. Het is altijd een goed teken wanneer gebruikers een bijnaam verzinnen voor een gebouw. Hierin komt een zekere betrokkenheid met het pand tot uitdrukking."
Om de bouw van de Saxofoon mogelijk te maken werden de gymnastiekzaal en de garage voor dienstauto’s gesloopt. Ook de personeelsingang aan de achterzijde verdween.
In november 1987 werd het hoogste punt van de nieuwbouw bereikt. Minister Neelie Smit-Kroes vierde dat heugelijke feit met de bouwers, en een pilsje.
Verkeer en Waterstaat kon de nieuwe vleugel in 1989 betrekken.
De loopbrug tussen de B- en F-vleugel werd overigens pas later aangelegd. Wie van de G-vleugel naar de A-vleugel wilde, had de keuze tussen een vierdaagse door alle gangen of een korte maar soms gure doorsteek buitenom.
De door Van der Hoeven geconstateerde ‘zekere betrokkenheid’ leidde niet bij alle ambtenaren tot onverdeeld enthousiasme over de nieuwe vleugel. Met name de klimaatregeling was meer dan eens onderwerp van geweeklaag: onderin steenkoud en bovenin bloedheet. Pas na de aanleg van standaard centrale verwarming werd het verblijf in de nieuwe vleugel wat aangenamer.
De Saxofoon werd verfraaid met de ‘lichtkunst’ van Peter Struycken.
Het kunstwerk bestaat uit kleurige TL-buizen die in het atrium – bij de huidige koffiecorner - waren gehangen en voortdurend van kleur verschietende verlichting in de gangen.
Infrastructuur en Milieu
Kantoorrevolutie
In oktober 2010 hield het ministerie van Verkeer en Waterstaat op te bestaan. Het werd samengevoegd met delen van het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu (VROM). Zo ontstond het ministerie van Infrastructuur en Milieu (IenM).
Begin 2011 verhuisden de oud-VROM-onderdelen van het ministerie van de Rijnstraat naar de Plesmanweg.
Op de Plesmanweg was het door de komst van de nieuwe bewoners een kwestie van ‘meten en persen’. In kantoren waar voorheen hooguit twee ambtenaren zaten, moesten er nu drie of vier een plek vinden.
Na ruim 60 jaar gymnastiek-geschiedenis werd er, om kosten te besparen, ook een einde gemaakt aan de fitness-ruimte.
Kort nadat de verhuizing was afgerond, begon het gebouw aan de grootste kantoor-revolutie in zijn bestaan: Het Nieuwe Werken (HNW). Medewerkers hebben geen eigen vaste werkplek maar werken waar en wanneer dat het beste past.
In september 2011 startte de eerste directie met HNW als experiment. In 2014 waren alle organisatie-onderdelen op ‘het plaats- en tijdsonafhankelijk werken’ overgestapt.
Daarvoor waren forse interne verbouwingen nodig geweest. Verbouwingen die alleen mogelijk waren omdat Plesman en Roosenburg daar, bij het ontwerp van het gebouw, 75 jaar eerder, al rekening mee hadden gehouden…….
Terug naar pagina-index