Nieuwe Scheveningse Bosjes
Ieteke Kapteyn-Streef
De Nieuwe Scheveningse Bosjes
De Nieuwe Scheveningse Bosjes zijn in de jaren 1892–1895 geheel kunstmatig aangelegd als een werkverschaffingsproject voor werklozen. Het terrein van ca. 20 ha. maakte vroeger deel uit van de zgn. 'Oostduinen', een uitgestrekt en destijds nog ongerept duingebied ten noordoosten van de Badhuisweg. Het was begroeid met een rijke flora en veel kreupelhout,waar hier en daar een kale duintop bovenuit rees. Tussen de lage begroeiing van duindoorn,liguster en vlier, maar ook van talloze duinrozen en bramen stonden groepjes hogere abelen en Canadese populieren en in de vochtige duinvalleien ook wel berkenbosjes. De toen nog hoge stand van het grondwater zorgde ervoor dat dit alles ook in droge zomers overleefde.
De vlakkere duinpannen werden door de gemeente regelmatig verpacht voor het telen van aardappelen en rogge, maar men herschiep ze ook wel tot kleine stukjes weiland voor de schapen,geiten en paarden. De onvruchtbare zandgrond werd dan bemest met visafval ( het zgn. 'grom' ) dat via de Gromweg -de huidige Neptunusstraat– vanaf de haven werd aangevoerd. Maar op de plaats waar nu de Nieuwe Scheveningse Bosjes staan zagen de Oostduinen er minder aantrekkelijk uit; het was daar zó dor dat er niet veel meer dan wat helmgras en mos wilde groeien. Toch was het 'wel mooi met zijn hoge blinkendwitte stuifkoppen en grote diep uitgestoven stuifgaten' , schreef W. van Noord, een bewoner van de Badhuisweg die de metamorfose van kale duinen in rijk begroeid bos heeft meegemaakt.
Het terrein werd aan drie zijden omsloten door respectievelijk het Belgisch Park, het Wittebrugpark en het Klattepark, die alle drie tegen het eind van de negentiende eeuw successievelijk tot ontwikkeling kwamen. Het ligt dan ook voor de hand om aan te nemen dat deze bosjes met hun mooie gevarieerde beplanting en talloze slingerende wandelpaden speciaal zijn aangelegd als wandelpark voor de bewoners van deze nieuwe wijken.
Aan één kant grensde het terrein aan de Badhuisweg, de vooral in de zomer drukke weg naar het Kurhaus. Vlak naast deze weg –daarvan slechts gescheiden door een vrij brede strook groen– lag het tracé van de op 1 juli 1879 feestelijk in gebruik genomen eerste stoomtram van Nederland, die het Rhijnspoorstation (het latere Station Staatsspoor en tegenwoordige Centraal Station) met Scheveningen verbond. Nadat hij in 1924 was geëlektrificeerd stond de tram vanwege de kleur van de wagons bekend als de 'Blauwe Tram'. In 1957 is deze tramverbinding opgeheven, maar het brede paardenpad in de bosjes herinnert ons nog aan de plaats waar de rails gelegen hebben.
Op een vroege voorjaarsochtend in 1892 was het echter met de rust in het duin gedaan: er werd een houten keet geplaatst op een open plek aan de Pompstationsweg en werkmateriaal als schoppen, bijlen en kruiwagens uitgeladen; de aanleg van de Nieuwe Scheveningse Bosjes was begonnen!
Eerst werd het terrein enigszins geëgaliseerd door de hoge duintoppen af te graven en het zand in de stuifgaten te storten. Daarna werd het hele terrein tenminste 0,5 m. diep omgespit en met zwarte aarde en mest verrijkt. Een zwaar karwei omdat het allemaal nog handmatig gebeurde en de wortels en stobben van vroegere bomen uitgehakt en verwijderd moesten worden. Maar een eerdere serieuze poging tot beplanting van de duinen had geleerd dat de bomen in de harde zandgrond onvoldoende diep wortelden zodat een groot deel tijdens zware stormen weer omwaaide.
De aanplant bestond naast dennen –de bergden en de Oostenrijkse den– vooral ook uit veel loofhout en langs de paden uit sierheesters. Aan de randen rijen populieren die als windscherm dienden.
Midden in het bos liet men een mooie duintop ongemoeid. Deze werd ingericht als uitkijkpunt met op de top een soort grote parasol met rieten kap waaromheen zitbanken stonden.
Hier vandaan had je een prachtig uitzicht over de omgeving. Je kon de watertoren zien, maar ook het Kurhaus en het Seinpostduin en aan de andere kant de contouren van Den Haag. Op het ogenblik (2006) is de ijzeren voet van de parasol nog steeds aanwezig, maar de parasol zelf is allang weggehaald en ook van het uitzicht is niet veel meer over.
Al met al is men drie jaar lang bezig geweest met de aanleg van de Nieuwe Scheveningse Bosjes, maar in die tijd groeide het bos al langzaam maar zeker aan, want telkens als er een stuk grond bewerkt was werd het dadelijk beplant. Het resultaat van deze tijdrovende en dus kostbare werkwijze is echter geweest dat de jonge boompjes goed aansloegen en een gezond wortelstelsel ontwikkelden. Scheveningen kreeg er een klein maar mooi natuurgebiedje bij, waarvan de Nederlandse Natuurhistorische Vereniging al in 1910 schreef: 'De plantengroei van de Nieuwe Scheveningsche Boschjes vertoont een zeer gemengd karakter; ze zijn door het betrekkelijk weinige hoog opgaande hout zonniger, vriendelijker en gezelliger dan het enigszins statige koude Haagsche Bosch'.
Anders dan de in de oorlogsjaren '40 – '45 totaal vernielde en kaalgeslagen Oude Scheveningse Bosjes (foto boven) zijn de Nieuwe Scheveningse Bosjes (foto onder) grotendeels gespaard gebleven. Ze hadden het geluk binnen de 'vesting Scheveningen' te liggen, waardoor ze onbereikbaar waren voor de vooral in de koude laatste oorlogswinter kapgrage bevolking van den Haag. De paar duizend Scheveningers die na de evacuaties van 1943 in de vesting waren overgebleven hebben natuurlijk ook wel getracht brandhout uit het bos te pakken te krijgen, maar dat was niet zo eenvoudig onder het wakend oog van de aan de Badhuisweg gevestigde Duitse vestingcommandant en zijn staf.
Wel hebben de Duitsers zelf heel wat dennen uit het bos weggekapt; deze werden vervolgens scherp gepunt in de weilanden rond den Haag in de grond gezet ter voorkoming van de landing van geallieerde parachutisten.
Na de oorlog zijn de kale plekken in het bos opnieuw ingeplant en al gauw was er niets meer te zien van de geleden schade.
Enkele jaren geleden zijn de flora en fauna van de Nieuwe Scheveningse Bosjes door de afdeling groenbeheer van het stadsdeel Scheveningen opnieuw geïnventariseerd. Men stelde vast dat het bomenbestand voor 11% uit dennen en voor bijna 66% uit loofhout bestond. Daaronder veel zomereiken en iepen, maar in de lagere gedeelten dichtbij de Doorniksestraat is ook het oude beukenbos nog intact. Verder staan er nog heel wat sierheesters en een dichte wat wilde onderbeplanting van struiken en allerlei soorten bosplanten.
Soms lijkt het of de gemeente het niet zo nauw neemt met het onderhoud van onze bosjes: omgehakte bomen blijven liggen en lang niet al het dode hout wordt weggehaald. Vooral in de winter ziet dat er allemaal wat slordig uit Ook de grasvelden worden maar twee keer per jaar gemaaid en dan nog op een vrij grove wijze waarbij heel wat pollen overeind blijven staan.
Toch is dit het gevolg van een bewuste keuze: de keuze voor een ecologisch verantwoord en vogelvriendelijk natuurbeheer. Onder die hoge graspollen overwinteren immers talloze insectensoorten, die zich onder anderen voeden met de schimmels, mossen en paddenstoelen op het dode hout en de insecten vormen op hun beurt weer een rijke voedselbron voor de vogels.
Naast voldoende voedsel zijn veiligheid en beschutting van levensbelang. Dichte en doornige bomen en struiken zijn dan ook favoriet. In de wilde bramenbosjes nestelen de nachtegalen graag en de lege holtes van oude (dode) bomen worden door spechten, uilen en boomklevers vaak in beslag genomen.
Het bos moet er dus vooral niet te netjes uitzien. Maar soms dient er toch ingegrepen te worden. Zieke iepen moeten bijvoorbeeld zo snel mogelijk uit het bos verwijderd worden om besmetting van gezonde bomen te voorkomen en ook de woekerende esdoorn wordt met straffe hand in toom gehouden.
Mede dankzij het natuurbeheer van de gemeente voelen gelukkig veel diersoorten zich in de Nieuwe Scheveningse Bosjes thuis. Vaste bewoners zijn de rode eekhoorn, de egel, de vleermuis en het konijn om nog maar niet te spreken van de 32 verschillende vogelsoorten die het bos bevolken.
De Haagse vogelbescherming zorgt voor het ophangen en controleren van de vele nestkasten en verricht ook regelmatig vogeltellingen. In 2004 werden bijvoorbeeld 10 tellingen uitgevoerd, waarbij naast veel voorkomende bosvogels als mezen, vinken en spechten ook enkele nachtegalen, een paar bosuilen met jongen en een sperwerpaar zijn waargenomen en natuurlijk de in Den Haag tegenwoordig alom luidruchtig aanwezige halsbandparkiet.
De Nieuwe Scheveningse Bosjes worden bezocht door natuurliefhebbers en door ruiters, maar omdat het een uitrengebied voor honden is zie je er toch vooral hondenliefhebbers, die hier een ideale ontmoetingsplaats hebben gevonden. Op de gebruikelijke uitlaaturen kom je er dan ook geregeld groepjes buurtbewoners tegen die gezellig pratend samen door het bos lopen, terwijl hun honden zich op hun eigen wijze vermaken.
De twee drukbezochte koffiehuizen: “De Boshut” aan de rand van de Badhuisweg en “De Keulse Pot” aan de Pompstationsweg dragen eveneens bij aan de sociale functie van dit stukje groen.
Maar inmiddels hebben ook anderen de weg naar de bosjes gevonden. Het blootleggen en op monumentendagen openstellen van de grote Duitse commandobunker van vestingcommandant E. Tschoppe aan de Badhuisweg lokt bijvoorbeeld veel bezoekers van elders hiernaar toe.
En op 25 februari 2010 vond een kleine plechtigheid plaats op de grasstrook langs de Badhuisweg recht tegenover nr. 173 waar indertijd het Antillenhuis (het tegenwoordige kabinet van de gevolmachtigd minister van Curaçao) gevestigd was. Marcel van der Plank, gevolmachtigd minister van de Nederlandse Antillen, en de Haagse wethouder Rabin Baldewsingh plantten daar de zgn. “Curaçaoboom”. Volgens de vlakbij in het gras gelegen gedenksteen dient deze eik − een boom die zeer oud kan worden − als symbool van de langdurige vriendschap tussen Den Haag en Curaçao. Daarmee hebben de Bosjes nu zelfs een zekere betekenis gekregen voor onze overzeese landgenoten.
Toch zijn en blijven de Nieuwe Bosjes door hun intieme en vriendelijke karakter vooral voor de bewoners van de omliggende wijken een klein, maar zeer aantrekkelijk natuurgebied.
gepubliceerd ~2004