Eerste Etappe
1825-1827 een overhaast begin
Zonder tijd te verliezen werd in 1825 met het graafwerk begonnen. Het begin van het Kanaal lag er toen al: de bestaande Prinsessegracht. Deze had ongeveer de goede richting naar het Badhuis, evenals de weg die langs het Kanaal werd aangelegd; in 1827 kreeg deze weg de naam Koninginneweg; de Koning had hiertoe toestemming gegeven. In 1843 werd de tegenwordige naam Koninginnegracht ingevoerd.
Na een vliegende start moest het project al na korte tijd worden stilgelegd vanwege technische en juridische problemen. Het kanaal was op dat moment gevorderd tot de Waalsdorperweg: het kwelwater van het hoge Hubertusduin werd als schuldige aangewezen voor problemen met de stabiliteit van het betrekkelijk steile talud.
Rijkswaterstaat werd gevraagd te adviseren wat er moest gebeuren. Rijkswaterstaat nam de tijd en dit gaf lucht voor bezinning op een bestuurlijk probleem van het Stadsbestuur: het hardnekkige verzet van enkele invloedrijke grondeigenaren, op en voorbij het Hubertusduin. Aanvankelijk hadden deze het kanaalproject beschouwd als een luchtkasteel maar nu het serieus werd dreigden ze met procedures die de voortgang jarenlang zouden kunnen vertragen. Wellicht echter was het echte probleem veel fundamenteler: inmiddels werd een grote toekomst verwacht voor het Gemeentelijke Badhuis dat in 1828 werd geopend. Paste daar wel een zeehaven met dokwerken bij?
Geen wonder dat het Stadsbestuur een time-out goed kon gebruiken. Om het Kanaalproject weer op gang te krijgen werd een even verrassend als dramatisch besluit genomen: de geprojecteerde richting van het Kanaal werd verlegd van het Badhuis naar het Seinpostduin.
De rechtstreekse verbinding over de weg van Den Haag naar het Badhuis verdween daarmee van de Kanaal-agenda en werd verplaatst naar een afzonderlijk project, de 'Straatweg naar het Badhuis', de latere Badhuisweg.
Ga door naar tweede etappe