Willem Maris
1844-1910
Willem Maris behoort tot het bekende schildersgeslacht Maris. Hij was de jongste van drie broers die allen in het schildersvak gingen, gestimuleerd door hun vader, boek- en steendrukker in Den Haag. Het gezin woonde in het centrum van de stad, van waaruit Willem van jongs af aan naar buiten trok om weilanden en koeien te tekenen. Hij zou daaraan zijn voorkeur voor dampige ochtenden hebben overgehouden.
Na een weinig gelukkig eerste huwelijk met Maria Jacoba Visser, hertrouwde hij na haar overlijden met Antonia Gijsberta van Bijlevelt in 1890. Zij was de dochter van de latere directeur van de Fransche Opera in Den Haag (de tegenwoordige Koninklijke Schouwburg). Door dit huwelijk kwam Willem midden in het artistieke en culturele leven van Den Haag te staan. Volgens broer Matthijs hield Willem zich behoorlijk bezig met zijn maatschappelijke status. Hij zou ineens geaffecteerd zijn gaan praten en hij 'stuurde nouw en dan eenverdommetje naar zijn keel...', aldus kleinzoon M.H.W.E. Maris in 1942.
Het gezin leed een goed leven. Bevestiging daarvan is de aankoop van het herenhuis van Lennepweg 19 in 1896, Willem was eerste eigenaar. In 1899 kocht hij grond aan de overkant en liet daar in 1901 een half vrijstaand herenhuis op bouwen met atelier in de achtertuin. De gang naar het atelier bestaat niet meer.
Er zijn niet zo veel schilderijen van Willem Maris met Scheveningen als onderwerp. Toch bleef hij tot aan zijn dood wonen op de van Lennepweg. Zijn zoon uit zijn eerste huwelijk, Simon Maris, werd ook een bekend kunstschilder.
Willem Maris was voor een groot gedeelte autodidact. Hij keek ongetwijfeld het tekenen en schilderen wel af van zijn twee oudere broers, Matthijs en Jacob. Men zei wel: 'de natuur was zijn leermeester'. In zijn jonge jaren had hij samen met schilder B.J. Blommers een atelier in de Juffrouw Idastraat in het Haagse centrum, een geliefde ontmoetingsplek voor veel van hun collega's.
Willem Maris wordt, met zijn twee broers, gerekend tot de grote schilders van de Haagse School, ook tot de avant-garde daarvan.
Zoals eerder aangehaald citeert criticus C. Harms Tiepen in 1910 in 'Maris' herinneringen' de schilder zelf: 'Wij waren de revolutionairen. Een tegenwerking dat we hebben gehad. In 't Kurhaus heeft tijdens onze eerste tentoonstelling een pamflet gelegen tegen ons. We werden uitgescholden voor 'modderschilders'. De oude Vogel (behorend tot de oude garde) toornde in een Pulchri-vergadering: 'ze moeten uitgeroeid worden!'.
Willem was een landschapschilder bij uitstek. Hij maakte buiten zijn schetsen, die hij in zijn atelier voltooide, omdat hij van mening was dat, als je alleen maar in de natuur schildert, je uiteindelijk gaat kopiëren.
Maris schildert aanvankelijk in de grijze tonen van de Haagse School. 'Grijze luchten schildert W. Maris bij voorkeur; een zonnetje op zijne doeken is even zeldzaam als een gulle lach op 't gelaat van Thorbecke was', aldus kunstcriticus Johan Gram in 1880.
Later wordt hij zoals de andere Haagse Schoolschilders geïnspireerd door de kleuren van het Franse Impressionisme. Er wordt wel van hem gezegd, dat hij een te eenzijdig schilder was, zijn werken met koeien, weiden en eenden zijn talloos. Kunstcriticus G.H. Marius weerlegt dit in 1891: 'Wat is schilderen anders dan een zich eeuwig herhalend met de hersenen zoeken naar een formule om het geziene in verf uit te drukken'.
Ook wordt hij, gezien de enorme hoeveelheid doeken met koeien en eenden, wel een dierenschilder genoemd, wat hij zelf niet een juiste benaming vindt. Want een citaat van hem uit 1880 zegt het volgende: 'De koe is er om het licht, dat langs en over het dier komt glijden- het licht niet om de koe.' En: 'ik schilder geen koeien, maar licht.' Hij wordt wel de Zilveren Maris genoemd, vanwege het licht in zijn schilderijen. 'Het zilveren licht vloeit in zijn werken zoo blond en blij over de ruimte zijner weiden, over zijn koeien, zijn eenden en waterpartijen.'
Portretten van de hand van zijn beide overbuurman-schilders:
Maris bleef altijd in de stad wonen en niet buiten. 'Ik vind buiten wonen niet goed voor een schilder (...) Weet je waartoe dat immer er ìn zitten je brengt? Tot (...) copieeren. Je ziet 't zoo niet meer. (...) Maar als je in de stad woont en je komt eens een enkele keer buiten(...). Weissenbruch zei dat altijd zoo goed: áls je buiten komt, dan is 't alsof je een stomp tegen je borst krijgt (...) hé ... verdomme, da's mooi!'
Tenslotte een citaat van G.H. Marius uit 1891: 'Willem Maris begrijpt zoo tot in volkomenheid hoe de lucht, de atmosfeer het gehele landschap beheerschen, hoe kleur en vorm van elk voorwerp slechts door een daaraan grenzend voorwerp bepaald kan worden; hoe een figuur in een landschap bestaat uit een reeks van tonen weer begrensd door andere tonen, en dat men die atmosfeer nooit tastbaar zou kunnen maken door lijnen of harde omtrekken, maar alleen door vlakken kleur.'